Klinkt goed
Elektrisch lassen bestond negentig jaar geleden al, maar indertijd was het een hagelnieuwe techniek. De meeste metaalbewerkers waren er wat huiverig voor: zou een elektrische las de tand des tijd goed doorstaan? Uit huiver, en natuurlijk ook uit macht der gewoonte, werd veel ijzerwerk in die periode daarom nog steeds geklonken. Dat maakt ijzerwerken uit die periode voor mij extra interessant: er werden diverse verbindingen naast elkaar toegepast. Een beetje alsof oud en nieuw elkaar ontmoetten, en gaandeweg aan elkaar verklonken raakten…...
Leuning Franekereindsbrug in Harlingen: een geklonken replica (25 jaar geleden door ons gemaakt).
Wat is klinken nu eigenlijk? Heel simpel: je legt twee platen staal op elkaar en de te verbinden platen worden door boren of ponsen voorzien van nagelgaten die exact met elkaar overeen moeten stemmen. Aan weerszijden van de twee stukken metaal die met elkaar worden verbonden staan aan de ene kant de aangever en aan de andere kant de klinker (s). De aangever steekt de steel van de klinknagel door een gat in het te verbinden materiaal en houdt deze vervolgens tegen. Op de steel die nu uitsteekt aan de andere zijde (hij is immers langer) wordt nu met kracht op de verbinding gehamerd. De steel wordt gestuikt en er ontstaat een bolkop, daarmee verbinden beide platen zich. Ze kunnen nooit meer los, en zijn vastgeklonken voor het leven!
Bij lichtere verbindingen wordt er koud geklonken en bij zwaardere verbindingen worden de klinknagels warm gestookt. In eerdere blogs de kracht van roest en stralend besprak ik de eigenschappen van staal. Bij klinken komt weer een andere eigenschap van staal te pas, namelijk dat het krimpt wanneer het afkoelt. Daar kun je bij het klinken handig gebruik van maken. Je duwt een hete klinknagel door een geboord gat en klinkt hem vast aan zijn tegenpool. De klinknagel koelt af, en zal dus krimpen. Vanzelfsprekend vindt de meeste krimp plaats in de lengterichting, zodat de verbonden onderdelen nog eens extra naar elkaar worden toegetrokken. En voilà, een ijzersterke verbinding is ontstaan!
Verschillende klinknagelverbindingen.
Het gereedschap om mee te klinken.
Uit de syllabus van het Nationaal Restauratiecentrum:
Een klinkploeg bestond doorgaans uit 5 a 6 personen, namelijk een nageljongen of nagelpieper, een aangever of dollieman en 2 of 3 klinkers. Klonk men met een hydraulische of pneumatische hamer dan kon men volstaan met een klinker per ploeg.
De nagelpieper
Ten opzichte van lassen heeft klinken zowel voor- als nadelen. Een voordeel van klinken is dat er geen of een zeer geringe warmte-inbreng is. De samengestelde constructie zal later niet gaan trekken en vervormen. Een groot nadeel is echter de arbeidsintensiviteit: er moeten complete klinkploegen aan te pas komen om een constructie van formaat in elkaar te zetten. Daarnaast heeft een geklonken verbinding altijd een klinkoverlap en dit vergt extra materiaal ten opzichte van een lasverbinding waarbij de platen met de te verbinden kanten tegen elkaar aangelegd worden en dan wordt vast gelast.
Tijdens onze restauratie van het Wachthuisje beoordelen we de kwaliteit van alle individuele klinkverbindingen. Sluiten ze nog goed aan? Is er sprake van roest op de contactvlakken? Wanneer we over dat laatste twijfelen, schorten we het oordeel op tot na het stralen van het ijzerwerk. Als het goed is, zien we op de overgang van de aan elkaar geklonken delen alleen de grijze kleur van gestraald materiaal of – in sommige gevallen – de oranje kleur van de loodmenie. Maar zodra we roest zien, dan moet de verbinding uit elkaar worden gehaald, en zullen we, na het conserveren van de afzonderlijke delen, ze opnieuw aaneen moeten klinken.
Overgang van de aan elkaar geklonken delen met roest vorming. Deze verbinding moet uit elkaar worden gehaald en opnieuw geklonken.
Van een aantal kolommen van ons Wachthuisje weten we nu al dat het opnieuw klinken gaat worden. De klinknagels zijn besteld.